Tjechië - Slowakije
|
Dagplanning rondreis |
Met de campingcar los door Tjechië en Slowakije trekken was een heuse uitdaging binnen het voor ons onbekende. Dat is uiteraard waar onze avonturenharten naar uitkijken. Lang aanschuiven aan de grens met Tjechië en een douane die een bedrag voor doorgang naar Italië kwam ontvangen was zeer verbaasd dat we toeristen richting zijn land waren. Met een brede glimlach mochten we gratis doorrijden. Beide landen werden al min of meer afzonderlijk bestuurd, vooral financieel, maar waren officieel nog één land. Onze eerste stop was Plzen. |
|
Wie Plzen zegt denkt onmiddellijk aan bier. Vooral aan het lekkere blonde bier dat in zovele landen navolging heeft gevonden. Inderdaad een "pilske" in een Vlaams Café verwijst naar deze stad. Pils brouwen werd hier als eerste toegestaan door koning Vaclav II. |
|
|
Wat naast het oude centrum van de kleine stad ook opviel is dat rondom veel industrie gevestigd was. De omgeving was ingedeeld in sterk zwart vervuilde koolstof gebouwen en bruin vervuilde bruinkool gebouwen. |
|
Van zodra we met onze Lada Samara Tjechië binnen reden viel het ons op hoeveel kleine Skoda's van de heuvels kwamen gedonderd. Geen enkele in volledig één kleur. Allemaal deuren en andere delen vervangen, gewoon in de geleverde kleur gemonteerd. Er stonden om de 100m wagens aan de zijkant met een open motorkap. Volop in panne en herstel. Plzen was onze eerste stop. We kwamen terecht op een eenvoudige camping met tal van kleine houten bungalows. Bleken wat later ganse zigeunerfamilies zich te daarin te installeren voor het weekend. |
Het plaatselijke museum "West Bohemische Museum" gaf een duidelijk beeld van enerzijds de rijke kant aan bewoners en anderzijds degenen die het onder de armoedegrens moesten waarmaken. |
|
|
Leuk in het oude centrum van de stad. |
|
In het Nationaal Park te genieten van de hoogtes. |
Na drie dagen rijden we verder naar het Oosten, tot in Ceske Budejovice. Een doel op de rit is het kasteel van Hluboka nad Vitavou. Een echt sprookjeskasteel. Rondom een uitgestrekt bebost park hoog boven de Moldau. Halverwege de 13de eeuw werd het opgericht en kwam het in diverse handen. Vandaag is het bezit van de staat. Een bezoek aan de talrijke schat gevulde kamers is een aanrader. |
|
In Brodské reden we de kleine grenspost voorbij en kwamen we in Slovakije. Probleemloos tot op de camping Tatranec |
|
|
Raar want onmiddellijk over de grens leken we wel met een tele-tijd-machine terug gekeerd in de tijd van de "Witte". Geen auto's, overal paard en kar. Zeisen met 8 naast elkaar om te hooien. Er was een stoet van een begrafenis die ik met het fototoestel niet dierf te storen. 100 % Folklore te voet. Koeien kwamen de grasflanken van de bergen af en wandelden één voor één naar hun thuisstal. Bijna elk huisje ontving één koe. |
Was dat de aanleiding om op de camping een eerste maal auto te rijden? |
|
|
Korte wandeling in de omgeving. Eerste rotsen! Eerste tekenen van de Tatra |
Op de camping was het heerlijk zonnig die dag, dus meisjes .... teintje halen ..... |
|
|
Beetje angstig die beren wandeling |
Vlotvaarders op de Moldau. Avontuur!! |
|
|
Dorstigen laven |
Jeugdfeest in dancing wat verder af. Toch wel enorme storm zeker. Voortent bijna weggewaaid. Straat vol bomen en takken. |
|
|
Het Spis kasteel behoort tot de grootste kastelen in Centraal Europa. Het werd gebouwd in de 12e eeuw, maar brandde in 1780 voor een groot deel af. Sindsdien staat het kasteel leeg en raakte het in verval. Maar in het laatste deel van de 20e eeuw werd er gewerkt aan een reconstructie van het enorme bouwwerk. |
De natuur is er zuiver en prachtig! |
|
Terug de grens over naar Tjechië waar we vrij snel Roznov pod Radhostem in de regio Zlin bereikten. |
|
|
Verbazend in Roznov pod Radhostem was dat alle constructies 100% in hout waren. Overal ook houten verfraaiingen, gelinkt aan oude, soms griezelige, verhalen. |
Zelfs een museum met houten paardenmolen. Puberleuk? |
|
|
Praag werd dan ons hoofddoel voor enkele dagen. |
Stadswandelingetje |
|
|
Even meedoen aan Jan Palach herdenking |
Joodse kerkhof |
|
|
Beroemde klok |
Cultureel aanbod |
|
|
Wetenschappelijk aanbod |
Op en aan de Karelsbrug |
|
|
Leuke camping in Veltrusy |
Wandeling naar .... |
|
|
... en binnen de muren van Theresiënstadt.Bijzonder aandoend bezoek. Heel veel lag er nog origineel bij. Niet echt opgeruimd. Opvallend was dat de eeuwige vlam niet brandde. Onvoldoende financiële ondersteuning klonk het. |
* Theresienstadt (Duits) of Terezín (Tsjechisch) was in de Tweede Wereldoorlog de tot concentratiekamp en getto veranderde Tsjechische vestingstad Theresienstadt. Theresienstadt was vooral een doorgangskamp voor Joden die meestal spoedig naar Auschwitz-Birkenau of andere vernietigingskampen werden gestuurd.
GeschiedenisOp 10 juni 1940 nam de Gestapo het bevel in Terezín over. Tsjechische en Moravische verzetsstrijders werden in het fort gevangen gehouden. Vanaf november 1941 zou de stad Theresienstadt (de Grote Vesting) dienstdoen als getto voor gedeporteerde Joden. Daarmee was Theresienstadt een concentratiekamp geworden.
Op 30 oktober 1941 werd SS-Obersturmführer Siegfried Seidl door Adolf Eichmann belast met het opzetten van het getto. Van november 1941 tot juli 1943 functioneerde Seidl als eerste commandant van het getto.[4]
Het kamp Theresienstadt opende officieel zijn deuren op 24 november 1941. Veel Joden uit Tsjecho-Slowakije werden naar Terezín gedeporteerd. In de zomer van 1942 werd de niet-Joodse bevolking van Theresienstadt weggestuurd. Onder de nieuwe bevolking bevonden zich vele kunstenaars, musici en juristen. Daardoor ontstond er een druk cultureel leven in het getto. Het kamp herbergde, naast volwassenen, ook zo'n 11.000 kinderen. In de kinderslaapzaal waren wandschilderingen van Jo Spier.
De Joodse gettobevolking had ogenschijnlijk een zekere mate van zelfbestuur: de raad van ouderen. Deze raad had onder andere de taak om lijsten op te stellen van wie gedeporteerd zou worden en wie niet. Weigerde men met de Duitsers mee te werken, dan zouden simpelweg alle bewoners gedeporteerd en vermoord worden. Ondertussen werden de leefomstandigheden in Theresienstadt steeds slechter. Waar eerst zo'n 7.000 Tsjechoslowaken hadden gewoond, waren nu 50.000 mensen gehuisvest. Er was weinig voedsel en alleen al in 1942 stierven er zo'n 16.000 bewoners. Inwoners die zich verzetten tegen de Duitsers of anderszins iets deden dat volgens de Duitsers niet door de beugel kon, kwamen in het "kleine fort" (de gevangenis) terecht, waar de leefomstandigheden nóg slechter waren.
In 1943 werden vijfhonderd Deense Joden naar Terezín gestuurd. De Deense regering stond er op dat het Rode Kruis toegang kreeg tot de gevangenen. Eind 1943 kreeg het Rode Kruis toestemming om in 1944 de stad te bezoeken. Daarop richtten de nazi's nepcafés en winkels op in het kamp, om het geheel de aanblik te geven van een normale woonplaats. Om de overbevolking voor het Rode Kruis verborgen te houden werden vele Joden naar Auschwitz gestuurd. Daardoor zaten de overgebleven gevangenen met niet meer dan drie mensen op een kamer. Het Rode Kruis was 'tevreden' over de opvang van Joden en rapporteerde dienovereenkomstig; men had zich compleet laten bedotten.
De list was zó succesvol, dat er een propagandafilm over Theresienstadt werd gemaakt: Theresienstadt: Ein Dokumentarfilm aus dem jüdischen Siedlungsgebiet oftewel 'Een documentaire uit het Joodse vestigingsgebied'. De film werd opgenomen gedurende tien dagen, draaibegin was 1 september 1944[5]. In de film wordt gedaan alsof Hitler de Joden een mooie stad heeft geschonken. De film toont gevangen Joden die sport beoefenen of winkelen in het kamp. Na de opnamen werden zowel de acteurs als regisseur Kurt Gerron naar Auschwitz gestuurd en daar vergast. Met de film wilden de Duitsers de geruchten over concentratiekampen voor Joden de kop in drukken. Het was de bedoeling dat de film, via het Rode Kruis, de wereld rond zou gaan. Bij de bevrijding van Theresienstadt werd de film door de geallieerden gevonden. De film wordt vandaag de dag nog steeds vertoond in het museum op de plek van het kamp.
Toch bouwden de nazi's nog in 1945 ook in Theresienstadt een gaskamer, in een gang van de vestingmuur bij de vroegere Litomerice Poort. Die gaskamer is nooit in gebruik genomen.
GeschiedenisOp 10 juni 1940 nam de Gestapo het bevel in Terezín over. Tsjechische en Moravische verzetsstrijders werden in het fort gevangen gehouden. Vanaf november 1941 zou de stad Theresienstadt (de Grote Vesting) dienstdoen als getto voor gedeporteerde Joden. Daarmee was Theresienstadt een concentratiekamp geworden.
Op 30 oktober 1941 werd SS-Obersturmführer Siegfried Seidl door Adolf Eichmann belast met het opzetten van het getto. Van november 1941 tot juli 1943 functioneerde Seidl als eerste commandant van het getto.[4]
Het kamp Theresienstadt opende officieel zijn deuren op 24 november 1941. Veel Joden uit Tsjecho-Slowakije werden naar Terezín gedeporteerd. In de zomer van 1942 werd de niet-Joodse bevolking van Theresienstadt weggestuurd. Onder de nieuwe bevolking bevonden zich vele kunstenaars, musici en juristen. Daardoor ontstond er een druk cultureel leven in het getto. Het kamp herbergde, naast volwassenen, ook zo'n 11.000 kinderen. In de kinderslaapzaal waren wandschilderingen van Jo Spier.
De Joodse gettobevolking had ogenschijnlijk een zekere mate van zelfbestuur: de raad van ouderen. Deze raad had onder andere de taak om lijsten op te stellen van wie gedeporteerd zou worden en wie niet. Weigerde men met de Duitsers mee te werken, dan zouden simpelweg alle bewoners gedeporteerd en vermoord worden. Ondertussen werden de leefomstandigheden in Theresienstadt steeds slechter. Waar eerst zo'n 7.000 Tsjechoslowaken hadden gewoond, waren nu 50.000 mensen gehuisvest. Er was weinig voedsel en alleen al in 1942 stierven er zo'n 16.000 bewoners. Inwoners die zich verzetten tegen de Duitsers of anderszins iets deden dat volgens de Duitsers niet door de beugel kon, kwamen in het "kleine fort" (de gevangenis) terecht, waar de leefomstandigheden nóg slechter waren.
In 1943 werden vijfhonderd Deense Joden naar Terezín gestuurd. De Deense regering stond er op dat het Rode Kruis toegang kreeg tot de gevangenen. Eind 1943 kreeg het Rode Kruis toestemming om in 1944 de stad te bezoeken. Daarop richtten de nazi's nepcafés en winkels op in het kamp, om het geheel de aanblik te geven van een normale woonplaats. Om de overbevolking voor het Rode Kruis verborgen te houden werden vele Joden naar Auschwitz gestuurd. Daardoor zaten de overgebleven gevangenen met niet meer dan drie mensen op een kamer. Het Rode Kruis was 'tevreden' over de opvang van Joden en rapporteerde dienovereenkomstig; men had zich compleet laten bedotten.
De list was zó succesvol, dat er een propagandafilm over Theresienstadt werd gemaakt: Theresienstadt: Ein Dokumentarfilm aus dem jüdischen Siedlungsgebiet oftewel 'Een documentaire uit het Joodse vestigingsgebied'. De film werd opgenomen gedurende tien dagen, draaibegin was 1 september 1944[5]. In de film wordt gedaan alsof Hitler de Joden een mooie stad heeft geschonken. De film toont gevangen Joden die sport beoefenen of winkelen in het kamp. Na de opnamen werden zowel de acteurs als regisseur Kurt Gerron naar Auschwitz gestuurd en daar vergast. Met de film wilden de Duitsers de geruchten over concentratiekampen voor Joden de kop in drukken. Het was de bedoeling dat de film, via het Rode Kruis, de wereld rond zou gaan. Bij de bevrijding van Theresienstadt werd de film door de geallieerden gevonden. De film wordt vandaag de dag nog steeds vertoond in het museum op de plek van het kamp.
Toch bouwden de nazi's nog in 1945 ook in Theresienstadt een gaskamer, in een gang van de vestingmuur bij de vroegere Litomerice Poort. Die gaskamer is nooit in gebruik genomen.